Gebruik en gebruikers van kaarten
op het web
C.P.J.M. van Elzakker
Klik
hier voor alle hyperlinks bij dit artikel
TREFWOORDEN kaartgebruik,
web kartografie, onderzoek
KEYWORDS map use, web cartography, research
MOTS-CLES utilisation des cartes, cartographie du web, recherche
Corné van Elzakker is universitair docent bij het ITC, Postbus
6, 7500 AA Enschede, [e] elzakker@itc.nl,
[h] http://www.itc.nl/personal/elzakker
Toegankelijkheid en actualiteit zijn pas echt de voordelen van het
World Wide Web voor de verspreiding van geografische informatie door middel
van kaarten. Daarnaast staat het web verschillende vormen van kaartgebruik
toe, gericht op uiteenlopende doelen. Maar er is nog wel heel wat onderzoek
nodig om meer effectieve kartografische hulpmiddelen te kunnen ontwikkelen
voor het web, die beter tegemoet komen aan de wensen en behoeften van
de nog steeds sterk toenemende groep gebruikers.
Als we het hebben over kaarten dan bestaat er soms verwarring over de
aanduidingen gebruik en gebruiker. In sommige gevallen wordt er verwezen
naar de producenten, die kaarten gebruiken om geografische gegevens te
verspreiden, bijvoorbeeld via het World Wide Web (WWW). Op een vergelijkbare
manier kunnen de ontwerpers van websites een klikbare kaart gebruiken
als interface naar de informatie op de site, of die nu een ruimtelijke
component heeft of niet [URL 1]. Maar als kartografen het hebben over
de gebruiker, dan hebben ze het meestal over de persoon die daadwerkelijk
de kaartbeelden gebruikt (inclusief, misschien, kaarten als interfaces)
om antwoorden te krijgen op de geografische vragen die hij of zij heeft.
En dit laatste is dan ook het perspectief van waaruit dit artikel is geschreven.
Daarbij richt ik me op het gebruik van webkaarten in tamelijk brede zin.
Het gaat me om het hele proces waarbij het web gebruikt wordt om geografische
informatie te verkrijgen, die wordt - of kan worden - overgebracht op
kartografische wijze. De geografische gegevens kunnen al in de vorm van
kant-en-klare kaartbeelden komen, of misschien moeten de kaarten nog door
de gebruiker geconstrueerd worden. Daarna kunnen de aldus tot stand gekomen
kaarten daadwerkelijk gebruikt worden om de gewenste informatie te verkrijgen.
Als ze op zoek zijn naar antwoorden op hun geografische vragen, dan zoeken
WWW-gebruikers misschien niet naar een bepaalde kaart, maar krijgen ze
wel een kaartbeeld voorgeschoteld als mogelijk antwoord op een meer algemene
vraag als: "Waar kan ik een Chinees restaurant vinden in deze stad?".
De site van de Gouden Gids [URL 2] biedt - naast adressen en andere tekstuele
informatie, en misschien volledig onverwacht voor sommige gebruikers -
de mogelijkheid voor een kaart met de locatie van het geselecteerde restaurant;
of zelfs (als het restaurant daarvoor wilde betalen) een routekaart (plus
routebeschrijving) vanaf de door de gebruiker opgegeven postcode. In dit
geval was de gebruiker alleen op zoek naar een plaats om te eten en vroeg
niet specifiek om een kaart.
Uitgaande van deze benadering, is het de bedoeling van dit artikel om
wat meer licht te werpen op enkele aspecten van kaartgebruiksprocessen
op het web, en ook op de gebruikers zelf. Om te beginnen wordt ingegaan
op de werkelijke voordelen voor de gebruiker van het WWW als medium voor
de verspreiding van geografische gegevens door middel van kaarten. Daarna
worden er wat voorbeelden gepresenteerd van verschillende manieren van
het gebruik van webkaarten in relatie tot verschillende kaartgebruiksdoelen.
Hier wordt het kaartgebruiksonderzoek voorgesteld dat zou helpen voor
het ontwikkelen van meer effectieve kartografische hulpmiddelen om beter
tegemoet te kunnen komen aan de behoeften van de gebruikers. Het gedeelte
over de gebruikersprofielen handelt over vragen als: "Wie zijn ze?",
"Hoeveel zijn er?" en "Waar wonen ze?". Daarna worden
er ook wat kwantitatieve gegevens gepresenteerd over het gebruik van kaarten
op het web. In de laatste paragraaf voor de conclusie worden nog enkele
problemen en beperkingen opgesomd waar de gebruikers van webkaarten in
de praktijk mee hebben te maken.
Waarom webkaarten?
In vergelijking met
een medium als cd-rom, kunnen de werkelijke voordelen van het WWW voor
de verspreiding van geografische en kartografische informatie worden samengevat
onder twee noemers: toegankelijkheid en actualiteit.
Een gebruiker met toegang tot het WWW heeft, in principe, vanaf de pc
toegang tot een enorme rijkdom aan informatie. Die informatie, al dan
niet in de vorm van webkaarten, is makkelijk toegankelijk middels gebruiksvriendelijke
browsers, en wel 24 uur per dag en niet gehinderd door politieke of geografische
grenzen. Door alsmaar door te klikken hebben gebruikers ook snel toegang
tot veel meer informatie dan ooit op een cd-rom zou passen. Gebruikers
hoeven ook niet naar de winkel om zo'n cd-rom te kopen, en ze hoeven zich
niet druk te maken over het installeren van die cd-rom op hun computer.
Via het WWW kunnen ook gescande versies van zeldzame oude kaarten toegankelijk
worden gemaakt voor het publiek (zie de bijdrage van Martijn Storms elders
in dit nummer van het Kartografisch Tijdschrift). Een ander aspect van
toegankelijkheid, en groot voordeel voor de gebruiker, is dat veel informatie
op het WWW nog steeds gratis is, als je maar beschikt over een pc, een
browser en een internetverbinding.
Een van de grootste problemen in de traditionele kartografie was altijd
om de kaarten bij te houden. Als gevolg van het langdurige productieproces
kwam een papieren kaart soms pas jaren na de inwinning van de gegevens
beschikbaar voor de gebruikers. En tegen die tijd was het nut van sommige
van die verouderde kaarten inmiddels al zeer beperkt geworden. Met de
invoering van de digitale kartografie en nieuwe media kon het productieproces
wat versneld worden, maar het probleem van de actualiteit bleef. Een nieuwe
editie van een routeplanner op cd-rom kwam en komt niet elke maand uit,
en zelfs als dat wel zo zou zijn dan zouden gebruikers niet bereid zijn
om zo vaak een nieuwe versie te kopen. Het WWW maakt het echter mogelijk
om gebruikers te voorzien van actuele geografische en kartografische informatie.
Goede voorbeelden hiervan zijn websites met actuele weerkaarten [URL 3]
of webkaarten die actuele verkeersinformatie laten zien met betrekking
tot wegwerkzaamheden en files [URL 4]. De ultieme limiet voor de snelheid
van de bijhouding is de snelheid van de gegevensoverdracht via het internet.
Misschien dat gebruikers door het nieuwe medium wat kritischer worden
op de actualiteit van de informatie en hun vertrouwen verliezen in websites
die niet goed worden bijgehouden.
Vormen van gebruik van webkaarten
Figuur 1 in het artikel
van Kraak elders in dit nummer van het Kartografisch Tijdschrift laat
een classificatie van webkaarten zien die is gehanteerd in het boek van
Kraak & Brown [2001]. De onderverdeling op het laagste niveau van
deze classificatie (alleen-kijken versus interactieve interface en/of
inhoud) is gemaakt vanuit het perspectief van de gebruiker van webkaarten.
Een andere manier om naar de verschillende vormen van gebruik van webkaarten
te kijken is het beschouwen van de kaartgebruiksdoelen, zoals die gepositioneerd
kunnen worden in de zogenaamde 'kaartgebruikskubus' (zie figuur 1). Kaarten,
inclusief die welke tot stand komen op het web, kunnen elke positie innemen
in de 3-dimensionale ruimte die wordt omsloten door de assen van de kubus
afhankelijk van wat een gebruiker met de kaart doet en voor welk doel.
MacEachren en Kraak [1997] onderscheidden vier kaartgebruiksdoelen en
plaatsten die in de kubus: exploratie, analyse, synthese en presentatie
van informatie. Webkaarten kunnen echter in principe ook andere posities
innemen in de kubus, afhankelijk van de typische gebruikskenmerken.
(FIGUUR 1, digitaal)
Figuur 1. Plaatsing
van kaartgebruiksdoelen in de kaartgebruikskubus van MacEachren &
Kraak (1997). De nummers verwijzen naar enkele webadressen (URL's) die
in de tekst zijn genoemd.
De statische alleen-kijken
scans van bestaande papieren kaarten nemen een positie in vlakbij de bol
presentatie in de kubus. Veel van deze kaarten kunnen nog steeds worden
opgehaald van de site Perry-CastaÔeda Library Map Collection [URL
5]. Deze kaarten werden typisch ontworpen voor een brede groep gebruikers
en voor een algemeen doel. Dynamische equivalenten van deze alleen-kijken
kaarten zijn ook beschikbaar via het Web [URL 6]. Ze kunnen dezelfde positie
innemen in de kaartgebruikskubus, afhankelijk van het gebruik ervan.
Aangezien het web typisch een medium is voor individueel gebruik, kunnen
veel kartografische sites worden aangetroffen nabij het grondvlak van
de kubus. Via deze sites kunnen kaarten daadwerkelijk tot stand worden
gebracht door een individuele gebruiker om tegemoet te komen aan zijn
of haar persoonlijke behoeften. Als deze mogelijkheden voor het on-line
creëren van kaarten beperkt blijven tot de selectie van een gebied,
een projectiemethode, het aan- of uitzetten van kaartlagen, en het aanpassen
van kaartsymbolen, inclusief kleurkeuze, dan hebben we te maken met een
gemiddelde interactiviteit en de weergave van bekende geografische verhoudingen
[URL 7]. Dit betekent een positie laag, midden en achter in de kubus.
In zekere zin kunnen klikbare kaarten voor algemeen gebruik ook beschouwd
worden als een soort gemiddeld interactieve kaarten die een hoge positie
nabij de achterkant van de kubus innemen [URL 8]. In andere interactieve
kaarten op het web kunnen gebruikers het weergegeven gebied veranderen
door te 'pannen', of de schaal door middel van 'zoomen' [URL 9], en sommige
gebruiksvriendelijke sites staan de gebruiker zelfs toe om de oriëntatie
van het kaartbeeld aan te passen (bijvoorbeeld de bestemming boven op
een routekaart in plaats van het Noorden).
De as van de kubus, die loopt van het weergeven van bekende feiten tot
het onthullen van onbekendheden, weerspiegelt eveneens verschillende kaartgebruiksomstandigheden
op het web. Aan de kant van het weergeven van bekende feiten weten gebruikers
precies welke geografische informatie ze willen en vaak ook welke kaart
op welke website die informatie aan hen verschaft. De site van de Hogesnelheidslijn-Zuid
[URL 10] bevat bijvoorbeeld tracékaarten met de routes van de nieuwe
spoorwegen. Deze kaarten kunnen ook een plaatsje krijgen nabij de bol
presentatie in de kaartgebruikskubus. Aan de voorzijde van de kubus kunnen
we de web surfers vinden die misschien niet precies weten waar ze naar
zoeken en bijvoorbeeld door een van de atlassen op het Web 'bladeren'.
De Atlas van Nederland op het Web [URL 11] kan bijvoorbeeld een plaatsje
krijgen rechts boven aan de voorzijde van de kubus.
Op dit moment vinden er in de web kartografie, net zoals in de kartografie
in het algemeen, allerlei interessante ontwikkelingen plaats links onderaan
en voorin de kubus. Dit is de positie van de exploratieve kartografie:
kaartgebruik in de hoek privé / onthullen van onbekendheden / hoge
mate van interactie tussen kaart en gebruiker. Als gevolg van verdergaande
ontwikkelingen op het gebied van de client-server architectuur wordt het
steeds meer mogelijk voor gebruikers van webkaarten om bepaalde geografische
gegevensbestanden te exploreren en er werkelijk mee te interacteren. Daarbij
wordt gebruik gemaakt van moderne kartografische visualisatietechnieken
om inzicht te verkrijgen in deze onbekende gegevensbestanden. In zulke
gevallen kan het mogelijk zijn om de data te manipuleren (bijvoorbeeld
te classificeren), om verschillende kartografische weergavemethoden te
kiezen en om de resulterende kaartbeelden met elkaar te vergelijken. Als
zodanig kan de on-line visuele exploratie worden gevolgd door het downloaden
van de geografische gegevens voor lokale analyse. In dit opzicht zijn
er op het web al enkele interessante voorbeelden te vinden in relatie
tot de exploratie van demografische gegevens. In Nederland hebben we bijvoorbeeld
de nieuwe CBS applicatie Buurt in Beeld [URL 12] [Spee e.a., 2001]; een
mooi begin, en nog tamelijk uniek in de hele wereld, maar qua functionaliteit
nog wat beperkt in vergelijking met bijvoorbeeld het al langer bestaande
softwarepakket Descartes [Andrienko e.a., 1999] dat ook een on-line interactieve
kartografische exploratie van statistische gegevens mogelijk maakt [URL
13]. Verdere ontwikkelingen kunnen worden verwacht in deze hoek van de
kaartgebruikskubus, aangezien het web bij uitstek een omgeving is voor
individuele visuele exploratie.
Behoefte aan onderzoek
Met al deze verschillende
kaartgebruiksdoelen is het wel uitermate belangrijk om je af te vragen
of de kaarten die op de computerschermen verschijnen tijdens of na een
websessie wel werkelijk zo efficiënt en effectief zijn als ze zouden
kunnen zijn. Dat wil zeggen, krijgen de gebruikers altijd een geschikt
antwoord op de geografische vragen die ze hebben gesteld?
Zoals kartografen altijd hebben gedaan, moeten ontwerpers van webkaarten
ook rekening houden met het doel van de kaart en de behoeften en kenmerken
van de gebruikers ervan. Met het oog op de mogelijkheden die gebruikers
tegenwoordig hebben om hun eigen kaarten te maken, geldt ditzelfde ook
voor het ontwerp van de kartografische hulpmiddelen die aan de gebruikers
worden aangeboden en voor het ontwerp van de gebruiksinterfaces van websites.
Het probleem is dat we nauwelijks iets weten van hoe mensen webkaarten
gebruiken, of, meer in het algemeen, hoe mensen het WWW gebruiken voor
het verkrijgen van kartografische antwoorden op geografische vragen. Bovendien
weten we ook niet goed genoeg wie webkaarten gebruikt. Het gebruikersprofiel
wordt steeds meer divers (zie volgende paragraaf) en we moeten meer te
weten zien te komen over de verschillende behoeften en de verschillende
kenmerken van de verschillende gebruikersgroepen. In elk geval zouden
de gebruikers zelf zeer gebaat zijn met meer duidelijkheid over welke
websites aan hun behoeften tegemoet komen.
In zekere mate is het vereiste webkaartgebruiksonderzoek niet anders dan
het kaartgebruiksonderzoek dat al is - of nog moet worden - uitgevoerd
in andere kaartgebruiksomgevingen. Maar sommige aspecten van kaartgebruik
kunnen echter zeer specifiek zijn voor de WWW-omgeving en moeten apart
worden onderzocht. Bijvoorbeeld: Wat zijn de typische kenmerken van het
zoek-en-surf proces op het web waarin antwoorden worden gezocht op verschillende
geografische vragen die met kaarten kunnen worden opgelost? Hoe kunnen
de vragen en behoeften van gebruikers worden omgezet in metadata voor
webkaarten? En wat is de rol van de gebruiksinterface in dit proces? Wat
zijn de gevolgen van de vluchtigheid van het medium dat wordt gebruikt
door tamelijk ongeduldige gebruikers? Hoe moeten of kunnen de vluchtige
webkaarten gearchiveerd worden? En leveren de webkaarten die door de gebruikers
zelf gegenereerd worden werkelijk de vereiste informatie, of geven ze
aanleiding tot misinterpretaties? Tenslotte, wat is de kwaliteit en betrouwbaarheid
van de geografische informatie die wordt overgebracht door kaartbeelden
op het WWW?
Met het oog op de zeer recente opkomst van het nieuwe medium, is het niet
verbazingwekkend dat er tot dusver nauwelijks enig webkaartgebruiksonderzoek
is uitgevoerd. Zoals gebruikelijk gaan de technische ontwikkelingen vooraf
aan vragen over de bruikbaarheid. Er is inmiddels echter een begin gemaakt
met onderzoek naar de vraag hoe kaarten worden gebruikt op het Internet.
Voorbeelden zijn het werk van Harrower e.a. [1997] en het uitgebreide
gebruikersonderzoek en de mogelijkheid tot on-line feedback op de website
van de nationale atlas van de Verenigde Staten [URL 14, klik op de knop
Atlas Feedback] (zie ook: [Wright, 1999]). Peterson [1997] noemt ook een
van de eerste webkaartgebruiksonderzoeken die was gerelateerd aan de ontwikkeling
van de Alexandra Digital Library [URL 15]. Op deze site wordt het kaartgebruik
onderzocht met behulp van 'log'-bestanden van de websessies. Deze bestanden
bevatten informatie over de typen kaarten die worden opgeroepen, hoe lang
ze worden bekeken, welke kaarten ervoor en erna worden bekeken, en waar
de gebruiker op de kaart klikt. In Nederland is de NVK-werkgroep Kaartgebruik
het afgelopen jaar begonnen met het onderzoeken van het gebruik van kaarten
in routeplanners op het web. Zo werden de deelnemers aan de NVK-studiedagen
Web Kartografie ook betrokken bij dit onderzoek (zie de bijdrage van Eddie
Poppe e.a. elders in dit nummer van het Kartografisch Tijdschrift). Dit
werk moet worden gevolgd door veel meer onderzoek naar het gebruik en
de gebruikers van webkaarten om uiteindelijk meer effectieve kartografische
hulpmiddelen te kunnen ontwikkelen om beter tegemoet te komen aan de behoeften
van de gebruikers.
Gebruikersprofielen
Het is nodig om meer
te weten te komen over wie welke webkaarten gebruikt en voor welk doel.
Deze behoefte wordt steeds dringender, omdat er steeds meer gebruikers
komen en de kaartgebruiksdoelen uiteen gaan lopen. In 1997 wisten we ook
niet veel over het gebruik en de gebruikers van webkaarten. Maar wat we
wel wisten was dat toentertijd de groep mensen die daadwerkelijk gebruik
maakte van het internet niet erg divers was. Vijf jaar geleden konden
we daarom vaststellen [van Elzakker & Koussoulakou, 1997] dat gebruikers
van webkaarten relatief jonge mannen (15-40 jaar) in Westerse landen zijn,
met een hoog opleidingsniveau, met belangstelling voor wetenschap, technologie
en/of computers en met toegang tot het internet. Met het oog op de specifieke
kenmerken van het WWW werden ze soms ook beschouwd als een compleet nieuwe
generatie kaartgebruikers die op heel andere manieren interacteerden met
kaartbeelden dan de 'traditionele' kaartgebruikers. Desalniettemin was
het - vanwege de tamelijk beperkte groep van mensen die daadwerkelijk
verbonden was met het internet - in theorie niet zo moeilijk om de kaartgebruiksdoelen
te bepalen en om de kartografische hulpmiddelen op het web aan te passen
aan de behoeften en kenmerken van de potentiële gebruikers.
Maar sinds 1997 is er een significante verandering opgetreden in het webgebruikersprofiel.
Gegevens over gebruikers worden beschikbaar gesteld via verschillende
websites (bijvoorbeeld URL 16 en URL 17). Omdat deze gegevens commercieel
interessant zijn, moet er steeds vaker voor worden betaald, hetgeen het
gebruiksonderzoek er niet makkelijker op maakt. Maar het is wel duidelijk
dat het internet nu steeds meer een rol speelt op alle opleidingsniveau's
en steeds gewoner wordt op het werk, maar ook thuis.
Net als de andere ontwikkelingen met betrekking tot het WWW begon deze
diversificatie van het gebruikersprofiel in Noord-Amerika en volgden de
landen in bijvoorbeeld Noord-Europa een paar jaar later. Het gebruik van
het internet is nu aan het democratiseren, alhoewel belangrijke delen
van onze samenleving geen gebruik maken, en misschien ook nooit zullen
maken, van de informatiesnelweg. Er wordt nu verwacht [eTForecasts, 2001]
dat in 2006 driekwart van de bevolking van de Verenigde Staten toegang
tot het internet zal hebben. In dat land gaan vanaf 1999 al meer gebruikers
het web op van huis uit, terwijl dat in het begin vooral vanaf de werkplek
gebeurde [Kehoe e.a., 1999]. Peterson [1999] deed verslag van een onderzoek
onder Amerikanen die van plan waren om een aansluiting op het internet
te nemen: bijna de helft had alleen middelbaar onderwijs of minder en
ook de lagere inkomensgroepen waren goed vertegenwoordigd. In het eerste
kwartaal van 2000 waren er in de VS voor het eerst meer vrouwen on-line
dan mannen [CyberAtlas, 2000a] en nog steeds neemt daar het aantal vrouwelijke
websurfers relatief sneller toe dan de totale groep internetgebruikers
[Nielsen//Netratings, 2002]. Maar mannen besteden thuis wel meer tijd
op het internet en zoeken toegang tot meer pagina's. Tegelijkertijd is
de groep van 55 jaar en ouder de snelst groeiende groep van internetgebruikers
in de VS [CyberAtlas, 2000b]. Voor oudere mensen is het voordeel van de
toegankelijkheid (zoals hiervoor besproken) immers misschien nog wel belangrijker
dan voor jongeren.
In Nederland zagen we halverwege 2001 alleen nog bij ouderen duidelijke
verschillen in internetgebruik naar geslacht en opleiding/welstand [Pro
Active International, 2001]. Hoewel internet in ons land in zijn totaliteit
nog steeds meer door mannen dan vrouwen wordt gebruikt en meer door hoger
opgeleide dan door lager opgeleide personen, zijn de verschillen in de
leeftijdsklassen onder de 45 jaar nog maar betrekkelijk klein. In die
leeftijdscategorie had internet halverwege 2001 inmiddels een dekking
van meer dan 75% (dat wil zeggen, minstens een keer on-line per 14 dagen).
Tenminste een deel van de rest van de wereld zal ongetwijfeld eveneens
het Amerikaanse voorbeeld volgen en de komende jaren vergelijkbare veranderingen
laten zien in het gebruikersprofiel. Als gevolg daarvan zullen er steeds
meer verschillende gebruikers van webkaarten komen, met verschillende
behoeften en eisen. Sommige van deze potentiële webkaartgebruikers
kunnen worden beschouwd als 'nieuwe' gebruikers, in die zin dat kaarten
nu veel toegankelijker voor hen zijn, terwijl ze daarvoor er niet over
zouden denken om GIS-software aan te schaffen. Het internet zal het hen
mogelijk maken om voor het eerst echt met kaarten te interacteren, zodat
allerlei individuele geografische problemen veel efficiënter en effectiever
kunnen worden opgelost dan ooit tevoren. Dit alles betekent dat er nu
steeds meer aandacht zal moeten worden besteed aan de aanpassing van kartografische
websites aan specifieke gebruikersgroepen. De gebruiksinterface en de
mogelijkheden voor interactie kunnen bijvoorbeeld niet hetzelfde zijn
voor basisschool kinderen en voor geowetenschappers die een set ruimtelijke
gegevens willen exploreren.
Maar het is niet alleen een kwestie van een gebruikersprofiel dat steeds
diverser wordt; het aantal gebruikers van het internet en mensen met toegang
tot het WWW groeit ook nog steeds exponentieel (figuur 2). Het totale
aantal internetgebruikers in de wereld passeert in 2002 de 600 miljoen
en de verwachting is dat de 1 miljard wordt gehaald in 2005. Het aantal
gebruikers zal de komende jaren met name sterk toenemen in werelddelen
met nu nog lage penetratieniveau's (figuur 3). Maar tegelijkertijd moeten
we ons realiseren dat het relatieve aantal internetgebruikers, uitgedrukt
als een percentage van de totale wereldbevolking (figuur 4), nog steeds
tamelijk laag zal zijn, zelfs over een paar jaar (15% bij het begin van
2005). Dit komt vooral door de geografische spreiding van het internetgebruik.
Tegen het einde van 2000 woonde bijvoorbeeld nog steeds een derde van
het totale aantal internetgebruikers in de wereld in de Verenigde Staten.
Dit percentage zal in 2006 dalen tot zo'n 17% (alle cijfers van [eTForecasts,
2001]).
(FIGUUR 2, 3 en 4,
DIGITAAL)
Figuur 2. Bijdragen
van de verschillende werelddelen aan de totale groei van het absolute
aantal internetgebruikers in de wereld, 1995-2006. (Gegevensbron :[eTForecasts,
2001])
Figuur 3. Groei van het relatieve aantal internetgebruikers per werelddeel,
1995-2004. (Gegevensbron: [eTForecasts, 2001])
Figuur 4. Het deel van de wereldbevolking dat internet gebruikt (schatting
voor eind 2002). (Gegevensbron: [eTForecasts, 2001])
Nadere toelichting
bij Figuur 4 (in het onderschrift of in apart kader naast de figuur zelf):
-De grote cirkel geeft de totale wereldbevolking weer.
-Cirkelsectoren komen
overeen met het aandeel van de verschillende werelddelen in de totale
wereldbevolking.
-Donkere taartpunten
geven het aantal internetgebruikers weer (de getallen staan voor het aantal
internetgebruikers als percentage van de totale bevolking per werelddeel).
-Percentage internetgebruikers
van de totale wereldbevolking eind 2002: 10,7%.
Voor ons begrip van
webkaarten en de verspreiding van geografische gegevens willen we inderdaad
niet alleen weten wie de gebruikers zijn en hoeveel er zijn, maar ook
waar ze zijn. De figuren 2, 3 en 4 gaven al een indicatie van het aantal
gebruikers in verschillende delen van de wereld. In absolute zin is Noord-Amerika
inmiddels gepasseerd door Azië plus Australië en Oceanië
en alle andere delen van de wereld zullen de komende jaren een snellere
groei laten zien dan het gebied dat als de bakermat van het internet kan
worden beschouwd.
Figuur 5 toont het percentage van de bevolking per land met toegang tot
het internet. In deze kaart hebben de verschillende gebiedsoppervlakten
een ongewild effect op de perceptie van de geografische spreiding van
het gebruik van het internet (grotere landen domineren het kaartbeeld,
hoewel hun oppervlakten niets te maken hebben met hun bevolkingsaantallen).
(FIGUUR 5 en 6, DIGITAAL)
Figuur 5. Aantal
internetgebruikers als percentage van de totale bevolking per land, februari
2002. (Gegevensbron: [Nua Internet Surveys, 2002])
Figuur 6. Absolute
aantal internetgebruikers per land, februari 2002. (Gegevensbron: [Nua
Internet Surveys, 2002])
Nadere toelichting
in een kader, te plaatsen nabij de Figuren 5 en 6:
Internetgebruikers
Bij de interpretatie
van de getallen die in dit artikel worden genoemd, is het natuurlijk van
belang om te weten hoe een internetgebruiker wordt gedefnieerd.
De bron voor de figuren 5 en 6 [Nua Internet Surveys, 2002] hanteert de
volgende definitie:
"De aantallen volwassenen en kinderen die in de afgelopen 3 maanden
minstens een keer toegang hebben gezocht tot het internet." Het gaat
hier dus om de werkelijke gebruikers, en niet om de aantallen computers
die zijn aangesloten op het internet.
Nua Internet Surveys telt de aantallen gebruikers echter niet zelf in
de verschillende landen, maar maakt gebruik van gegevens uit andere bronnen,
die zo veel mogelijk met elkaar in overeenstemming worden gebracht. Als
er geen gegevens zijn voor de afgelopen 3 maanden, worden de aantallen
genomen van gebruikers die de afgelopen 6 maanden, het afgelopen jaar,
of ooit on-line zijn gegaan. Een probleem is ook dat niet alle aantallen
betrekking hebben op dezelfde peildatum: er kan wel eens een half jaar
tussen zitten en dat is natuurlijk wel erg veel bij sterk groeiende cijfers.
Daarom is figuur 6
hier ook opgenomen om het absolute aantal internetgebruikers per land
te laten zien (gebruik makend van dezelfde databron als voor figuur 5).
De Top 15 van landen met de meeste internetgebruikers in februari 2002
is weergegeven met afzonderlijke proportionele cirkels. Alle andere landen
(met minder dan 6,5 miljoen internetgebruikers) zijn in klassen ingedeeld.
Samen zijn de Top 15 landen nog goed voor meer dan 80% van het totale
aantal internetgebruikers in de wereld [Nua Internet Surveys, 2002]. Terwijl
alle landen nu wel een verbinding hebben met het internet, is de ongelijke
verdeling van de internetgebruikers (zie figuur 6), en dientengevolge
van de webkaartgebruikers, opvallend. Factoren die zijn genoemd (bijvoorbeeld
door [Hargittai, 1999]) om deze ongelijke spreiding te verklaren zijn:
economische rijkdom, onderwijsniveau, beheersing van de Engelse taal,
overheidsbeleid (bijvoorbeeld politieke of godsdienst vrijheid, of een
vrije markt die leidt tot verschillen in de kosten van internetaansluitingen)
en bestaande telecommunicatie-, computer- en energiefaciliteiten. Kijkend
naar Afrika als geheel is bijvoorbeeld het lage aantal internetgebruikers
niet erg verrassend, alleen al niet vanwege het aantal mensen dat niet
kan lezen of schrijven en het geringe aantal vaste telecommunicatie (telefoon)
verbindingen. Soms wordt er daarom beweerd dat de globalisering, die ten
dele het gevolg is van het internet, elitair is en tegelijkertijd leidt
tot een toenemende geografische - en sociale - ongelijkheid [UNDP, 1999].
Aan de andere kant kan de technische vooruitgang, met name een snelle
introductie van minder kwetsbare, draadloze vormen van telecommunicatie,
met zich meebrengen dat de verspreiding van kaarten en geografische data
via het WWW zou kunnen bijdragen aan de verdere ontwikkeling van het werelddeel
Afrika. In sommige Afrikaanse landen zijn er al meer mobiele telefoons
dan vaste aansluitingen en weldra doet het mobiele internet zijn intrede.
Net zoals in Afrika, is de penetratie van het internet in Europa op dit
moment zeer ongelijkmatig. Het contrast tussen West- en Oost-Europa (zie
figuur 3) is misschien niet verassend. Maar er is ook een tegenstelling
tussen Noord-Europa - waar in Zweden, IJsland, Denemarken, Nederland,
het Verenigd Koninkrijk en Noorwegen meer dan 50% van de bevolking toegang
heeft tot het internet - en het Zuiden van Europa, waar in enkele mediterrane
landen (Griekenland, Spanje, maar ook Frankrijk) minder dan 30% van de
bevolking het internet gebruikt (zie figuur 5).
Ons eigen land behoort al jaren tot de wereldtop als het gaat om het absolute
en relatieve aantal internetgebruikers. Door ons kleine totale aantal
inwoners zullen we echter binnenkort wel uit de Top 15 vallen. Het totale
aantal personen met toegang tot het internet bedroeg in Nederland in februari
2002 9,3 miljoen [Nua Internet Surveys, 2002], maar daarvan is maar ongeveer
de helft daadwerkelijk een keer per maand on-line [CyberAtlas, 2002b].
Tegelijkertijd heeft al wel meer dan de helft (52%) van de Nederlandse
huishoudens thuis toegang tot het internet [CyberAtlas, 2002a]. Maar ook
in Nederland zijn er geografische verschillen in het internetgebruik [Internet
Databureau, 2000]: 2 jaar geleden was de Randstad overduidelijk meer on-line
dan de andere delen van Nederland (figuur 7), maar intussen zullen ook
die verschillen al wel wat zijn afgevlakt.
(FIGUUR 7, DIGITAAL)
Figuur 7. Internetgebruik
naar regio in Nederland, 1e kwartaal 2000 (Bron: [Internet Databureau,
2000]).
In Azië en Oceanië
behoren Japan, China, Zuid-Korea, Taiwan en Australië voor wat betreft
het internetgebruik al tot de Top 15 van landen (figuur 6). De toename
van het aantal mensen met toegang tot het internet in een land als China
is exponentieel. Afhankelijk van het internetbeleid van de regering en
met het oog op het enorme aantal mensen dat in dit land woont kan China
- net als India trouwens - een snelle stijger worden in de Top 15. En
dit zal ook zijn gevolgen hebben voor het aantal kaarten dat wordt gegenereerd
op het WWW.
Het aantal webkaarten
In de afgelopen jaren
is overal ter wereld de behoefte aan kaarten enorm toegenomen als gevolg
van onder meer het toenemende aantal ruimtelijke relaties, een grotere
mobiliteit van de mens en meer ruimtelijke ordening problemen, die worden
veroorzaakt door een intensiever gebruik van land en water. Het moet nog
worden afgewacht welke invloeden de exponentiële groei van het internet,
de daarmee gepaard gaande toename van de tijd die mensen zullen en kunnen
doorbrengen achter hun netwerkstations en de resulterende globalisering
zullen hebben op de intensiteit van de ruimtelijke relaties en de daarmee
samenhangende behoefte aan kaarten en geodata. In elk geval zal er behoefte
komen aan kaarten van Cyberspace [Jiang & Ormeling, 2001]. En, vanwege
de betere toegankelijkheid en actualiteit van webkaarten, kan het WWW
ook een grotere belangstelling scheppen voor allerlei soorten kaarten
(zelfs papieren kaarten!). Er moet worden opgemerkt dat we met de introductie
van het internet en het WWW een enorme toename gezien hebben van het aantal
kaarten dat daadwerkelijk wordt geproduceerd en gebruikt. In kwantitatieve
zin is het web nu het belangrijkste medium geworden voor de verspreiding
van kaarten.
In de vorige paragraaf werden schattingen gepresenteerd van het totale
aantal internetgebruikers. Er worden ook veel data verzameld over de aantallen
'hits' op websites, want deze data worden gebruikt om adverteerders aan
te trekken of om te bepalen hoeveel een website in rekening kan brengen
voor advertenties. Het enige probleem is dat deze data niet makkelijk
te verkrijgen zijn, vanwege de concurrentie tussen commerciële websites
en omdat die data nu een economisch goed geworden zijn en worden verhandeld
door afzonderlijke en onafhankelijke firma's [Peterson, 1999]. Tegelijkertijd
zijn er echter ook veel sites met webkaarten die niet adverteren en niet
bijhouden hoeveel mensen hun site bezoeken of hun webkaarten gebruiken
[Peterson, 1997].
Jupiter Media Metrix maakt al enkele jaren ranglijsten op van de meest
bezochte websites in de Verenigde Staten en in de wereld als geheel [URL
18]. De ranglijsten tonen het werkelijke aantal gebruikers die een website
minstens een keer in een bepaalde maand hebben bezocht, waarbij elke unieke
bezoeker maar een keer wordt meegeteld (ook al heeft die de site vaker
dan een keer per maand bezocht). Op de ranglijsten stonden de zoekmachines,
startpagina's en de sites van Microsoft en Amazon natuurlijk altijd bovenaan.
Een probleem van de tegenwoordige ranglijsten is dat alle sites van één
eigenaar nu bij elkaar worden genomen. Daarom komt de site van MapQuest
[URL 19], de tot nu toe altijd hoogst geplaatste specifieke site met webkaarten,
die nu eigendom is geworden van America Online (AOL Time Warner), niet
meer afzonderlijk voor in de Top 50. Volgens een medewerkster van AOL
[Lenz-Brockman, 2002] kreeg de site van MapQuest in maart 2002 echter
maar liefst bezoek van meer dan 18 miljoen unieke gebruikers. De site
zou daarmee op ongeveer plaats 17 van de ranglijst komen (vergeleken met
plaats 49 in november 1999 met 3.754.000 unieke gebruikers).
Ranglijsten als deze geven echter geen goede indicatie van het totale
aantal webkaartgebruikers en ook niet van het totale aantal webkaarten
dat in werkelijkheid wordt opgehaald, gegenereerd of gedownloaded. Kaarten
zijn bijvoorbeeld ook een belangrijk middel voor de verspreiding van informatie
op sites als The Weather Channel [URL 20], die ook altijd hoog in de Top
50 van de meest bezochte websites staat. We weten echter niet hoeveel
van deze gebruikers werkelijk kaarten gebruikten om informatie te verkrijgen
over het weer, hoe vaak ze terugkwamen naar de site, hoeveel kaarten ze
elke keer gebruikten en ook niet hoe doelmatig de kaarten waren bij het
verstrekken van de gevraagde informatie. Het schatten van het absolute
totale aantal webkaarten dat wordt geproduceerd en gebruikt is daarom
zeer moeilijk. Er zijn echter data over het gebruik beschikbaar voor sommige
specifieke websites. En deze data zijn soms erg indrukwekkend.
MapQuest [URL 19] wordt bijvoorbeeld inderdaad al jaren genoemd als 's
werelds nummer 1 van de sites met webkaarten, of, zoals Crampton [1998]
het stelde: de grootste kaartenmaker in de geschiedenis. Volgens een werkneemster
van MapQuest [Gebb, 1999] werden er in november 1999 75,4 miljoen kaarten
gegenereerd op de site van MapQuest. Dit waren toen al 2,5 miljoen kaarten
per dag of gemiddeld 1750 kaarten per minuut (en tijdens piekuren natuurlijk
veel meer). In november 1999 waren er 16,6 miljoen gebruikssessies op
de MapQuest site. En dit betekent dat er, gemiddeld, zo'n 4,5 kaart werd
gegenereerd in een gebruikssessie (N.B. Er is hierbij natuurlijk al sprake
van een nieuwe kaart na bijvoorbeeld elke 'pan'- of 'zoom'-actie).
In het voorjaar van 2001 werden er op MapQuest.com al 10 miljoen kaarten
per dag gegenereerd [Peterson, 2001a]. Dat is een verviervoudiging in
anderhalf jaar tijd. Daarnaast verkoopt MapQuest kaartproductiefunctionaliteit
aan andere sites, zoals Yahoo.com, waarop ook nog eens 10 miljoen kaarten
per dag werden gegenereerd. Dan hebben we het dus over maar liefst 20
miljoen MapQuest kaarten per dag!
MapQuest is inderdaad een zeer populaire site, die verschillende functionaliteiten
biedt en een heleboel nuttige geografische informatie. Maar de snelheid
en het gemak van het ophalen van informatie gaan misschien ten koste van
de kwaliteit van het kartografisch ontwerp. Als gevolg daarvan mogen we
twijfels hebben bij de effectiviteit van de informatie-overdracht. Webkaartontwerpen
die beter zijn aangepast aan de behoeften en kenmerken van hun gebruikers
kunnen misschien leiden tot nog hogere gebruikscijfers, en een stimulans
zijn voor een toename van de algehele populariteit van kaarten als overbrengers
van geografische informatie via het web.
Op basis van gegevens over geselecteerde voorbeeld sites als deze, schat
Peterson [2001b] dat er wereldwijd bij benadering in totaal 200 miljoen
webkaarten per dag worden gegenereerd en gebruikt. Dit is een twintigvoudige
toename van de schatting die hij in 1997 maakte. En daarmee groeit het
gebruik van webkaarten nog veel sterker dan de exponentiële toename
van het totale aantal internetgebruikers.
Problemen en beperkingen
Voor de gebruikers
hebben sommige beperkingen van webkaarten niet direct betrekking op het
WWW, maar zijn ze het gevolg van het feit dat we met het computer medium
te maken hebben (in vergelijking met de traditionele papieren kaarten):
beperkte draagbaarheid, moeilijkheden bij het hanteren van de kaart (vouwen,
draaien, en er op tekenen of meten) en de kleinere afmetingen van het
kaartbeeld, die nadelig zijn voor het verkrijgen van een overzicht. Bovendien
beperken de resoluties van scherm en kleuren doorgaans de hoeveelheid
details op de computerkaart. In deze opzichten hebben papieren media,
zoals atlassen, zo nog steeds hun voordelen.
Een ander probleem is dat de makers van webkaarten niet de volledige controle
hebben over de uiteindelijke verschijningsvorm. Hoewel ze worden opgeslagen
in platform-onafhankelijke formaten (bijvoorbeeld GIF, JPEG of PDF), zien
ze er niet altijd hetzelfde uit voor elke gebruiker. De effecten van de
kartografische ontwerpen kunnen in grote mate verschillen, afhankelijk
van de toegepaste uitvoerconfiguraties. Zelfs als we alleen maar kijken
naar pc's (en bijvoorbeeld niet naar internet via de tv), dan zullen er
verschillen zijn in de gebruikte browsers en besturingssystemen (die bijvoorbeeld
op andere manieren omgaan met kleuren) en in de kwaliteit (bijvoorbeeld
de resolutie) van de grafische kaarten en de beeldschermen (bijvoorbeeld
LCD of CRT met verschillende afmetingen). Bovendien kunnen de gebruikers
hun beeld voor wat betreft resolutie, contrast, helderheid en kleurbalans
aanpassen aan hun persoonlijke voorkeuren.
Ook een probleem is dat sommige websites niet regelmatig worden bijgehouden,
waardoor gebruikers hun vertrouwen in deze sites verliezen. En wat misschien
zelfs nog belangrijker is, is dat er in de praktijk toch nog wel aanzienlijke
beperkingen zijn met betrekking tot de toegankelijkheid. Deze beperkingen
kunnen worden opgesomd onder de volgende kopjes:
-zoeken,
vinden en selecteren van webkaarten en geografische gegevens
-taal
-toegankelijkheid voor iedereen?
-webkaarten en geodata tegen betaling
-toegang tot het internet
-snelheid van de gegevensoverdracht
Veel gebruikers hebben
moeite met het zoeken, vinden en selecteren van de kaarten en geografische
gegevens die ze nodig hebben op het aan informatie zeer rijke, maar ongeorganiseerde
web (zie ook [Meng, 2001]). Vaak ook is er de twijfel over de kwaliteit
van de informatie en vragen gebruikers zich af "of er niet nog iets
beters is". Een daaraan verwant probleem is de vluchtigheid, dan
wel continuïteit van de informatie: wat vandaag nog op een site staat,
kan morgen alweer verdwenen zijn.
Taal speelt ook een belangrijke rol bij de toegankelijkheid. Een verkeerde
spelling (bijvoorbeeld van geografische namen) kan moeilijkheden veroorzaken
bij het vinden van de vereiste webkaarten of geografische gegevens. En
alhoewel het web niet wordt afgebakend door politieke grenzen, kan de
wereldwijde verspreiding van kaarten en geografische gegevens worden gehinderd
door taalverschillen. Engels is nog altijd de taal van het WWW, maar slechts
zo'n 10% van de wereldbevolking kent deze taal.
Het WWW is inderdaad nog niet toegankelijk voor iedereen. Zelfs in landen
waar (bijna) iedereen kan lezen en schrijven hebben bepaalde sociale groeperingen
geen toegang tot het internet. En de figuren 2, 3, 4, 5 en 6 laten zien
dat er ook grote geografische ongelijkheden zijn. Het lijkt erop dat de
toegang momenteel nog beperkt is tot mensen of gebieden met een zekere
economische rijkdom, een bepaald onderwijsniveau en computervaardigheden,
beheersing van de (Engelse) taal, een stimulerend overheidsbeleid en de
noodzakelijke apparatuur. Economische factoren zijn wellicht de belangrijkste
verklaring voor beperkingen in de toegang tot het web. Er moet echter
niet uit het oog worden verloren dat de toegang tot kaarten via het web
veel groter is dan die tot papieren kaarten, zelfs voor mensen die maar
een beperkte toegang hebben tot het internet.
De toegankelijkheid wordt vergemakkelijkt door de gratis beschikbaarheid
van geografische gegevens en webkaarten, hetgeen overigens kwaliteitsproblemen
met zich mee kan brengen. Betaalde websites zijn nu echter sterk in opkomst
en gratis webkaarten en geografische gegevens zijn eigenlijk ook maar
een illusie. Een gebruiker moet toegang hebben tot het web en dat betekent
op dit moment veelal het hebben van een behoorlijk krachtige computer,
verbonden aan een telecommunicatienetwerk. Behalve voor deze hardware
(en wat software), moet de gebruiker (of zijn of haar baas) ook betalen
voor de telefoonkosten of kabelaansluiting en/of een internetprovider.
Toegang tot het internet is nu eigenlijk ook nog beperkt tot plaatsen
met een verbinding met een goed werkend, vast telecommunicatienetwerk,
veelal thuis of op het werk. Maar, zoals blijkt uit de bijdrage van Lemmens
elders in dit nummer van het Kartografisch Tijdschrift, ontwikkelt de
technologie zich razendsnel en kan verwacht worden dat het draadloze,
mobiele internet over niet al te lange tijd doorbreekt. eTForecasts [2001]
voorspelt bijvoorbeeld dat tegen het eind van 2003 al 2 van de 5 internetgebruikers
in West-Europa een draadloze verbinding zullen hebben. En dit kan dan
weer leiden tot een nog grotere toename van het internetgebruik.
Maar een tegenwoordige beperking voor de toegankelijkheid is, tenslotte,
nog steeds de snelheid (en de betrouwbaarheid) van de gegevensoverdracht
op het internet. Voor de gebruikers van het web is snelheid een van de
grootste gebruiksproblemen en vaak is dat dan ook hét voordeel
van een cd-rom voor de verspreiding van atlassen, routeplanners, kaarten
en geografische gegevens. De Internet Weather Report site [URL 21] laat
voor de verschillende delen van de wereld de prestaties van het internet
zien door middel van dynamische kaarten. De animaties zijn gebaseerd op
tijdsopeenvolgingen en ze laten zien dat de snelheid van de gegevensoverdracht
varieert in de loop van de dag. In de ochtenduren is het internet bijvoorbeeld
snel in Europa als de meeste Amerikanen nog op bed liggen. Maar de snelheid
hangt natuurlijk ook sterk samen met de technologie die elke gebruiker
ter beschikking staat; niet alleen zijn of haar eigen pc en het modem,
maar bijvoorbeeld ook de capaciteit van de plaatselijke telefoon, ISDN-
of kabelnetwerken. Webkaarten en geografische gegevens zitten meestal
in zeer grote bestanden en het kan een relatief lange tijd duren om ze
op te halen of te downloaden. Als de technologie zich niet zou ontwikkelen,
zou het probleem steeds groter worden, als gevolg van het exponentieel
toenemende gebruik van het WWW. De betrouwbaarheid en snelheid van het
internet worden echter voortdurend beter en de verwachting is dat vele
nieuwe technologische ontwikkelingen de bandbreedte en de snelheid van
de gegevensoverdracht positief zullen beïnvloeden. Sommige mensen
redeneren inderdaad dat de snelheid geen technisch, maar een economisch
probleem is: de oplossingen zijn er wel zo lang de gebruiker bereid is
om ervoor te betalen.
Conclusie
Ondanks alle problemen
en beperkingen kan worden gesteld dat er een enorme potentie is voor de
verdere groei van het gebruik van kaarten op het web. Er zal altijd behoefte
zijn aan kaarten en het succes van een site als MapQuest geeft aan dat
het kaartgebruik zal toenemen met de exponentiële groei van het aantal
gebruikers van het internet. Deze groei is in hoge mate het gevolg van
de voordelen van toegankelijkheid en actualiteit. Maar een verdere groei
van het gebruik van webkaarten hangt ook af van mogelijke verbeteringen
in de doelmatigheid van die kaarten en van de kartografische visualisatiehulpmiddelen
op het internet. En daartoe is er nog veel meer onderzoek nodig naar het
gebruik en de gebruikers van webkaarten.
Noot
Met dank aan Wim Feringa
(ITC) voor de hulp bij de totstandkoming van de illustraties.
URL's
URL 1 De homepage
van de website van de Afdeling Geoinformatica, Kartografie en Visualisatie
van het ITC: http://www.itc.nl/carto/
URL 2 Gouden Gids op het internet: http://www.goudengids.nl/
URL 3 Actuele neerslagbeelden op de Weerkamer.nl: http://weerkamer.nl/weer/radar/
URL 4 Actuele verkeersinformatie in kaart op de ANWB-site: http://www.anwb.nl/
(klik op Verkeer>Verkeersinformatie Nederland)
URL 5 PCL Map Collection: http://www.lib.utexas.edu/maps/
URL 6 Sterfgevallen als gevolg van cholera in London, 19 juli tot 2 oktober
1866: http://www.geog.qmw.ac.uk/gbhgis/gisruk98/index.html#cholera
URL 7 Maak je eigen kaart: http://www.aquarius.geomar.de/omc/make_map.html
URL 8 Klikbare kaarten (interface naar nationale karteringsdiensten op
het web): http://www.itc.nl/carto/research/nmo/
URL 9 Postcodes zoeken op de site van Andes: http://www.andes.nl/interact/
URL 10 Site van het project Hogesnelheidslijn-Zuid: http://www.hslzuid.nl/noh/trace/noh_trace_tracekaart.html
(klik op Tracékaarten)
URL 11 Atlas van Nederland: http://avn.geog.uu.nl/
URL 12 CBS Buurt in Beeld: http://www.cbs.nl/nl/cijfers/buurt-in-beeld/klikkaartinternet.htm
URL 13 On-line interactieve kartografische visualisatie met Descartes:
http://borneo.gmd.de/and/java/iris/
URL 14 National Atlas of the USA: http://www.nationalatlas.gov/
URL 15 Alexandria Digital Library: http://www.alexandria.ucsb.edu/
URL 16 De Internet Monitor van Pro Active International: http://www.proactive.nl/proactive/internetmonitor/
URL 17 Internet Databureau: http://internet.databureau.com/
URL 18 Media Metrix Top 50 van meest bezochte websites: http://www.jmm.com/xp/jmm/press/mediaMetrixTop50.xml
URL 19 MapQuest: http://www.mapquest.com/
URL 20 The Weather Channel: http://www.weather.com/
URL 21 Internet Weather Report™: http://www.mids.org/weather/
Literatuur
Andrienko,
G., N. Andrienko & J. Carter (1999), Thematic mapping in the Internet:
exploring Census data with Descartes. In: R. Laurini (red.), Proceedings
TeleGeo'99, Lyon, France, pp. 138-145.
Crampton, J. (1998), The convergence of spatial technologies. Cartographic
Perspectives, nr. 30, pp. 3-5.
CyberAtlas (2000a), Women surpass men as US web users, http://cyberatlas.Internet.com/big_picture/demographics/article/0,,5901_434551,00.html
(bezocht op 29-5-2002).
CyberAtlas (2000b), Demographics of the Net getting older, http://cyberatlas.Internet.com/big_picture/demographics/article/0,,5901_448131,00.html
(bezocht op 29-5-2002).
CyberAtlas (2002a), At-home Internet users approaching half billion,
http://cyberatlas.internet.com/big_picture/geographics/print/0,,5911_986431,00.html
(bezocht op 21-05-2002).
CyberAtlas (2002b), The World's online populations, http://cyberatlas.internet.com/big_picture/geographics/print/0,,5911_151151,00.html
(bezocht op 26-03-2002).
Elzakker, C.P.J.M. van & A. Koussoulakou (1997), Kaarten en
het gebruik ervan op het Internet. Kartografisch Tijdschrift 1997.XXIII.4,
pp. 5-12.
eTForecasts (2001), Internet user forecast by country (updated
July 2001), http://www.etforecasts.com/products/ES_intusersv2.htm (bezocht
op 21-05-2002).
Gebb, L. (1999), Persoonlijke mededeling per e-mail, december 1999.
Hargittai, E. (1999), Weaving the Western Web: explaining differences
in Internet connectivity among OECD countries. Telecommunications Policy,
Vol. 23, nr. 10/11 (zie ook: http://www.princeton.edu/~eszter/hargittai-westernweb.pdf
(bezocht op 27-05-2002)).
Harrower, M., C.P. Keller & D. Hocking (1997), Cartography
on the Internet: thoughts and a preliminary user survey. Cartographic
Perspectives, nr. 26, pp. 27-37.
Internet Databureau (2000), Internet in Nederland 2000, http://internet.databureau.com/quick_survey1.htm
(bezocht op 16-04-2002).
Jiang, B. & F.J. Ormeling (2001), Het karteren van Cyberspace:
het visualiseren, analyseren en ontdekken van virtuele werelden. Kartografisch
Tijdschrift 2001.XXVII.3, pp. 5-11.
Kehoe, C., J. Pitkow, K. Sutton, G. Aggarwal & J.D. Rogers
(1999), Results of GVU's Tenth World Wide Web User Survey. Graphics Visualization
and Usability Center, http://www.cc.gatech.edu/gvu/user_surveys/survey-1998-10/tenthreport.html
(bezocht op 29-5-2002).
Kraak, M.J. & A. Brown (red.) (2001), Web cartography: developments
and prospects. London: Taylor & Francis.
Lenz-Brockman, K. (2002), Persoonlijke mededeling. AOL Communications,
e-mail 22-04-2002.
MacEachren, A.M. & M.J. Kraak (1997), Exploratory cartographic
visualization: advancing the agenda. Computers & Geosciences, Vol.
23, nr. 4, pp. 335-344.
Meng, L. (2001), Naar individualisering van de kaartproductie en
mobiliteit van het kaartgebruik. Kartografisch Tijdschrift 2001.XXVII.4,
pp. 39-45.
Nielsen//Netratings (2002), Number of female web surfers grow faster
than overall Internet population, http://www.nielsen-netratings.com/pr/pr_020118_monthly.pdf
(bezocht op 05-05-2002).
Nua Internet Surveys (2002), How many online? http://www.nua.ie/surveys/how_many_online/
(bezocht op 21-05-2002).
Peterson, M.P. (1997), Cartography and the Internet: introduction
and research agenda. Cartographic Perspectives, nr. 26, pp. 3-12.
Peterson, M.P. (1999), Trends in Internet map use - A second look.
In: C.P. Keller (red.), Touch the Past, Visualize the Future. Proceedings
19th International Cartographic Conference, Ottawa, Canada. Section 5:
Capitalizing on new technologies. Ottawa: Organizing Committee for Ottawa
ICA 1999. cd-rom.
Peterson, M.P. (2001a), The development of map distribution through
the Internet. In: Mapping the 21st Century. Proceedings of the 20th International
Cartographic Conference, Beijing, China. Topic 15: Mapping on the Internet
and the World Wide Web. Beijing: Scientific and Technical Program Committee
LOC for ICC 2001 Beijing China, on behalf of the Chinese Society of Geodesy,
Photogrammetry and Cartography. Vol. 4 of 5, pp. 2306-2312.
Peterson, M.P. (2001b), WebMapping: state of the art 2001. Paper
gepresenteerd op Web.mapping.2001, Karlsruhe, 15-16 november 2001, http://maps.unomaha.edu/ICA/Maps&Internet/Working/Papers.html
(bezocht op 27-05-2002).
Pro Active International (2001), Internet in Nederland is mainstream,
http://www.proactive.nl/proactive/presscafe/dutch/280601.html (bezocht
op 13-05-2002).
Spee, B.A.P., C.P.J.M. van Elzakker & F.J. Ormeling (2001),
Toegankelijkheid tot op buurtniveau: Buurt in Beeld van het CBS. Kartografisch
Tijdschrift, 2001.XXVII.2, pp. 36-41.
UNDP (1999), Globalization with a human face. Human Development
Report 1999, http://www.undp.org/hdro/report.html (bezocht op 24-11-1999).
Wright, B. (1999), The National Atlas of the United States of America.
In: A. Gylfason e.a. (red.), Proceedings of the Seminar on Electronic
Atlases and National Atlas Information Systems in the Information Age,
University of Iceland, Reykjavik, 1998, ICA Commission on National and
Regional Atlases, pp. 35-40.
|